15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van aanwezige of te verwachten aanwezige archeologische waarden en terreinen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Onderzoeksverplichting
Bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', dient een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
15.2.2 Toepassingscriteria
De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien uit het rapport als bedoeld in lid 15.2.1 genoegzaam blijkt dat:
-
a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
-
b. dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
-
c. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
15.2.3 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in lid 15.2.2 onder b., kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
d. indien sub c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
15.2.4 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 15.2.1, 15.2.2 en 15.2.3 is niet van toepassing indien het een aanvraag betreft voor:
-
a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,25 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
-
c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
15.2.5 Regeling bij vondsten
Indien het bepaalde in lid 15.2.3 sub c. en d. van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van toevalsvondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Verbod
Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ophogen, ontginnen, tot een diepte van meer dan 0,25 meter en het aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,25 meter beneden niveau maaiveld;
-
b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
-
g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers, vaarten of andere waterpartijen, dieper dan 0,25 meter beneden niveau maaiveld;
-
h. het tot stand brengen en of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
-
i. het aanleggen of verbreden/verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
15.3.2 Uitzondering op het verbod
Het bepaalde in lid 15.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden die:
-
a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 15.2 van toepassing is;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden of een ontgrondingvergunning, of:
-
d. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
-
e. worden uitgevoerd bij de aanplant van hoogstamfruitbomen, mits deze worden aangeplant op een onderlinge afstand van elkaar van minimaal 10 meter.
15.3.3 Onderzoeksplicht
Bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.3.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' dient een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
15.3.4 Toepassingscriteria
De omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden indien uit het rapport als bedoeld in lid 15.3.3 genoegzaam blijkt dat:
-
a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
-
b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden verbonden voorschriften.
15.3.5 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in lid 15.3.4 onder b. waarbij de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld, kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden worden verbonden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
-
d. indien sub c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.4.1 Verbod
Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, bouwwerken beneden maaiveld te slopen, dan wel stobben, heipalen of andere objecten gerelateerd aan het te slopen bouwwerk beneden maaiveld te verwijderen.
15.4.2 Uitzondering op het verbod
Het bepaalde in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
-
a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of;
-
c. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
15.4.3 Onderzoeksplicht
Bij aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' dient een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
15.4.4 Toepassingscriteria
De omgevingsvergunning wordt verleend indien uit het rapport als bedoeld in lid 15.4.1 genoegzaam blijkt dat:
-
a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
-
b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
15.4.5 Voorschriften aan vergunning
In de situatie als bedoeld in lid 15.4.2 waarbij de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld, kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
-
d. indien sub c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloop- en bouwwerkzaamheden.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
De omvang van de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden, kunnen worden gewijzigd, indien:
-
a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat deze zich op een andere plaats bevinden;
-
b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het plan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.