14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
14.2 Aanlegvergunning
14.2.1 Verbod
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in 14.2.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Gedeputeerde Staten (aanlegvergunning) op of in gronden met dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' (de in 14.1 bedoelde gronden) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,25 meter onder peil;
-
b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,25 meter onder peil;
-
c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,25 meter onder peil;
-
d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
-
e. het ophogen en egaliseren van gronden;
-
f. het tijdelijk of permanent wijzigen van de grondwatertrap.
14.2.2 Uitzondering op verbod
Het in 14.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
-
a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende aanlegvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
c. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
14.2.3 Afwegingskader
De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zoals bedoeld in 14.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
-
a. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
-
b. door de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in voldoende mate is vastgesteld, en
-
c. door de aanvrager van de aanlegvergunning in het geval van vastgestelde archeologische waarden (geselecteerde vindplaatsen) blijkens de aanvraag en naar het oordeel van Gedeputeerde Staten de verplichting is aangenomen om deze waarden ex-situ, door middel van een (beperkte) opgraving met bijbehorende rapportage te behouden.
14.2.4 Strafbaarstelling
Overtreding van het verbod in 14.2.1 is een strafbaar feit.