a. Gedeputeerde Staten kunnen het plan wijzigen en:
1. functieaanduidingen van de verbeelding verwijderen of intekenen;
2. grenzen van bestemmingsvlakken en van functieaanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 3 m worden verschoven;
3. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe functieaanduidingen.
b. Van de onder a genoemde wijzigingsbevoegdheden kan slechts gebruik worden gemaakt indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
1. de waarden, die het plan beoogt te beschermen, worden niet onevenredig geschaad;
2. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de binnen de plangrens liggende gronden en de aanliggende gronden worden niet onevenredig geschaad;
3. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid zijn aangetoond.