direct naar inhoud van Regels
Plan: Verlegging gasleiding Landgraaf - Buitenring Parkstad Limburg 2012
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9931.WPVerlegGasLandgr-ON01

Regels

Noot:

Het wijzigingsplan Verlegging gasleiding Landgraaf - Buitenring Parkstad Limburg 2012 maakt deel uit van het inpassingsplan 'Buitenring Parkstad Limburg 2012'.

Met het wijzigingsplan worden geen wijzigingen aangebracht in de regels van het inpassingsplan.

Volledigheidshalve zijn alle planregels van het inpassingsplan bijgevoegd.

Voor het wijzigingsplan zijn de regels uit Artikel 1 Begrippen, Artikel 2 Wijze van meten en Artikel 7 Verkeer van toepassing, alsmede de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie , Leiding - Riool, Leiding - Water en Leiding - Gas. Daarnaast geldt de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - faunapassage'.

Verder zijn tevens de artikelen uit Hoofdstuk 3 Algemene regels en Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels van toepassing.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Verlegging gasleiding Landgraaf - Buitenring Parkstad Limburg 2012 met identificatienummer NL.IMRO.9931.WPVerlegGasLandgr-ON01 van de Provincie Limburg;

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch grondgebruik:

gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of door middel van het houden van dieren;

1.6 archeologische waarde:

de waarde die een gebied ontleent aan het vóórkomen van overblijfselen uit oude tijden;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.8 bestaand:

aanwezig ten tijde van het van kracht worden van dit wijzigingsplan;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.14 ecologische (natuur) waarde:

de aan een gebied toegekende waarde voor soorten planten, dieren en vegetatietypen, waarbij het gangbaar is zich met name te richten op de bescherming, zeldzaamheid en bedreigdheid van de natuurwaarde van de aanwezige planten, dieren en vegetatietypen;

1.15 extensief agrarisch medegebruik:

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

1.16 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, boerengolf en fietsen;

1.17 faunapassage:

een voorziening die getroffen wordt om de diersoorten te voorzien van een passeermogelijkheid van wegen en/ of water;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 geluidsgevoelig object:

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en/of geluidsgevoelige terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.20 geluidsbelasting:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.21 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.22 kunstwerk:

een in bouwkundige zin, (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten;

1.23 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.24 lawaaisporten:

de autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijke geluidproducerende sporten;

1.25 maaiveld:

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.26 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.27 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalverzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.28 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen kampeermiddelen, alsook woonschepen, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.29 peil:
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor een bouwwerk dat direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van dat bouwwerk;
  • in geaccidenteerd terrein in geval van kunstwerken de bestaande gemiddelde hoogte van het terrein gelegen binnen een afstand van 15 meter uit het betreffende kunstwerk;
1.30 recreatie:

functies gericht op ontspanning, sport of vermaak tijdens de daguren;

1.31 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden;

1.32 verbeelding:

de digitale weergave van alle te verbeelden ruimtelijke informatie, behorende bij het wijzigingsplan Verlegging gasleiding Landgraaf - Buitenring Parkstad Limburg 2012, waarop ten minste het plangebied en de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

1.33 waterhuishoudkundige voorzieningen:

werken en/of bouwwerken ten dienste van de waterhuishouding, zoals grondlichamen, beschoeiingen, drainage, duikers, waterzuiveringsinstallaties, stuwen en sluizen;

1.34 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 goothoogte van bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 uitmeetbepaling:

het definitieve wegontwerp kan afwijken met de volgende marges: 1,00 meter omhoog of omlaag en 2,00 meter naar weerszijden. Van deze uitmeetbepaling wordt slechts dan gebruik gemaakt wanneer voor of tijdens de uitvoering van het project blijkt dat uit de maatvoering zoals opgenomen in het inpassingsplan geen negatieve gevolgen voortvloeien voor de omgeving. De effecten op het gebied van geluidhinder van het definitieve wegontwerp mogen niet tot gevolg hebben dat de vastgestelde hogere waarden voor de geluidsbelasting worden overschreden dan wel dat dit leidt tot nieuwe hogere waarden.

Het wegontwerp wordt uitgevoerd binnen de grenzen van de bestemming 'Verkeer' van het inpassingsplan Verlegging gasleiding Landgraaf - Buitenring Parkstad Limburg 2012, zoals aangegeven op de verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud en herstel van aanwezig reliëf;
  • c. behoud, herstel en versterking van de (aanwezige) landschaps- en natuurwaarden;
  • d. uitloopzones voor faunapassages en ecoducten;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. onverharde wegen;
  • g. nutsvoorzieningen, kabels en leidingen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' de gronden tevens zijn bestemd ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden: het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2 meter mag bedragen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van houtopstanden;
  • b. het aanleggen van kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
3.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 3.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor het aanleggen en laten functioneren van faunapassages en ecoducten;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.3.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 3.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden van de functies van de onder lid 3.1 bedoelde bestemmingsomschrijving dan wel door de daarvan (directe of indirecte) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke- en natuurwaarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Gedeputeerde Staten kunnen het plan wijzigen en toestaan dat de bestemming 'Agrarisch met waarden' gewijzigd wordt in de bestemming 'Natuur', onder de voorwaarden dat:

  • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische- en de verkeerstechnische toelaatbaarheid alsmede de landschappelijke inpasbaarheid zijn aangetoond;
  • c. na wijziging van de bestemming de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor uitbreiding van het aanliggende bestaande bedrijf en ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' uitsluitend voor kantoor.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' mogen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan aangeduid op de verbeelding;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan aangeduid op de verbeelding;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen.

Artikel 5 Berm

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Berm' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. bermen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. kabels en leidingen;
  • d. onverharde wegen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting;
  • g. taluds.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Berm' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Gedeputeerde Staten kunnen het plan wijzigen en toestaan dat de bestemming 'Berm' gewijzigd wordt in de bestemmingen 'Natuur' of 'Waterstaat - Primair water', onder de voorwaarden dat:

  • a. vooraf van de waterbeheerder toestemming is verkregen;
  • b. na wijziging van de bestemming de regels van artikel 6 dan wel artikel 9 van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en versterking van landschappelijke, aardkundige en natuurwaarden;
  • b. uitloopzones voor faunapassages en ecoducten;
  • c. behoud en herstel van aanwezig reliëf;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. langzaamverkeersverbindingen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik onder de voorwaarde dat er geen verlichting wordt geplaatst;
  • f. onverharde wegen;
  • g. (primair) water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik strijdig met de bestemming 'Natuur' wordt in ieder geval beschouwd het gebruiken, het laten gebruiken of het doen gebruiken van gronden voor:

  • a. agrarisch grondgebruik, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. bemesting;
  • d. het gebruik voor recreatiedoeleinden, behoudens extensief recreatief medegebruik;
  • e. het beoefenen van lawaaisporten;
  • f. standplaats voor kampeermiddelen en onderkomens;
  • g. het dempen en graven van wateren, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het instandhouden van de natuurwaarden dan wel ten dienste van beekloopkruisingen;
  • h. het aanleggen van drainage en het graven van sloten, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • i. militair gebruik;
  • j. het winnen van bosstrooisel of mos, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het instandhouden van de natuurwaarden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren;

  • a. het verwijderen van houtopstanden;
  • b. het aanleggen van kabels en leidingen, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
6.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 6.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor het aanleggen en laten functioneren van faunapassages, ecoducten en natuurcompensatie;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
6.4.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, aardkundige en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

6.4.4 Strafbaarstelling

Overtreding van het verbod in lid 6.4.1 is een strafbaar feit.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met niet meer dan 2 x 2 rijstroken, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en de daarbij behorende bermen en taluds ingericht volgens de op de verbeelding aangeduide dwarsprofielen;
  • b. langzaamverkeersverbindingen zoals voet- en fietspaden;
  • c. onverharde wegen;
  • d. kabels en leidingen;
  • e. faunapassages en ecoducten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – faunapassages';
  • f. ecoduct ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct';
  • g. dassen- en reeenrasters;
  • h. onderdoorgangen, viaducten en andere kunstwerken;
  • i. rotondes;
  • j. bruggen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. (bergings)sloten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen, zoals pompkelders;
  • n. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • o. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting;
  • p. werkterrein;

met dien verstande dat:

  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening' de gronden tevens zijn bestemd voor geluidwerende voorzieningen;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - rijksweg' de gronden tevens zijn bestemd voor de Rijksweg A76;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' de gronden tevens zijn bestemd ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden: het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water;
  • t. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – laanbeplanting’ de gronden tevens zijn bestemd voor de realisering en vervolgens het behouden van een laanbegeleidende bomenrij;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - scherm' de gronden tevens zijn bestemd voor ecologische voorzieningen in de vorm van een scherm;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' de gronden tevens zijn bestemd voor het parkeren en het laden en lossen ten behoeve van het aangrenzende bedrijf;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' de gronden uitsluitend zijn bestemd voor langzaamverkeersverbindingen zoals voet- en fietspaden;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' de gronden uitsluitend zijn bestemd voor parkeervoorzieningen ten behoeve van de nabij gelegen dierentuin.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 20 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bruggen en viaducten maximaal 8 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van faunapassages en ecoducten binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - faunapassages' maximaal 8 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van ecoducten binnen de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct' maximaal 10 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting maximaal 18 meter mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen maximaal:
    • 1. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 1' mag bedragen;
    • 2. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 2' mag bedragen;
    • 3. 4 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 3' mag bedragen;
    • 4. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 4' mag bedragen;
    • 5. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 5' mag bedragen;
    • 6. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 6' mag bedragen;
    • 7. 5 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 7' mag bedragen;
    • 8. 4 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 8' mag bedragen;
    • 9. 11 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 9' mag bedragen;
    • 10. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 10' mag bedragen;
    • 11. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 11' mag bedragen;
    • 12. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 14' mag bedragen;
    • 13. 4 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 15' mag bedragen;
    • 14. 3 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 18' mag bedragen;
    • 15. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 20' mag bedragen;
    • 16. 2 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 21' mag bedragen;
    • 17. 6 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 22' mag bedragen;
    • 18. 3 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 23' mag bedragen;
    • 19. 3 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidwerende voorziening 24' mag bedragen;
    • 20. 3 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – geluidwerende voorziening 26' mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van het scherm maximaal 8 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - scherm' mag bedragen;
  • g. de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 en toestaan dat:

  • a. de locatie van de geluidwerende voorzieningen binnen het bestemmingsvlak met maximaal 5 meter verschuift en/of;
  • b. de hoogte van een geluidwerende voorziening maximaal 7 meter bedraagt.
  • c. mits met een akoestisch onderzoek aangetoond is dat de geluidbelasting niet meer is dan het geval zou zijn bij toepassing van lid 7.2.2.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Dwarsprofielen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het inrichten van gronden in afwijking van de aangegeven dwarsprofielen.

7.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Ten aanzien van de voor 'Verkeer' aangewezen gronden gelden de volgende voorwaardelijke verplichtingen:

  • a. het gebruik van de bestemming 'Verkeer' is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - snelheidsbeperking' een snelheidsbeperking van 80 km/u geldt;
  • b. het gebruik van de bestemming 'Verkeer' is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - scherm' een functionerend scherm aanwezig is met minimaal de afmetingen aangegeven in bijlage 1;
  • c. het gebruik van de bestemming 'Verkeer' is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct' ter hoogte van de Brunssummerheide een ecoduct aanwezig is met afmetingen aangegeven in bijlage 1;
  • d. het gebruik van de bestemming 'Verkeer' is uitsluitend toegestaan indien de Naanhofsweg tussen Vaesrade en de Buitenring is afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Gedeputeerde Staten kunnen, in geval het bepaalde in artikel 2.5 niet toereikend is, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 sub a. en lid 7.4.1 en toestaan dat van de aangegeven dwarsprofielen wordt afgeweken:

  • a. indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat, en
  • b. indien geen wezenlijke verslechtering van de geluidsituatie optreedt. Van een wezenlijke verslechtering van de geluidsituatie is sprake wanneer:
    • 1. de geluidbelasting op (de gevel van) een geluidgevoelig object de wettelijke voorkeurswaarde overschrijdt en voor dit object geen hogere grenswaarde geldt;
    • 2. de geluidbelasting op (de gevel van) een geluidgevoelig object de toegestane verleende hogere grenswaarde overschrijdt;
    • 3. de geluidbelasting een extra verstoring van de Natura2000-gebieden, de Brunssummerheide en het Geleenbeekdal, ten gevolge heeft;
  • c. indien en voorzover daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is.

Artikel 8 Verkeer - Railverkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. wegen, met niet meer dan 2 x 2 doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken en de daarbij behorende bermen en taluds;
  • c. langzaamverkeersverbindingen zoals voet- en fietspaden;
  • d. faunapassages en ecoducten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - faunapassages';
  • e. onderdoorgangen, viaducten en andere kunstwerken;
  • f. bruggen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. kabels en leidingen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. bouwwerken ten behoeve van de (rail)verkeersregeling, de (rail)verkeersaanduiding of de verlichting;
  • m. werkterrein.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 20 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 3 meter mag bedragen.
  • b. de bouwhoogte van bruggen, viaducten en ecoducten maximaal 8 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de (rail)verkeersregeling, de verkeersaanduiding of de verlichting maximaal 18 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van spoorvoorzieningen maximaal 10 meter mag bedragen
  • e. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen maximaal 7 meter mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Ten aanzien van de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden geldt de volgende voorwaardelijke verplichting:

  • a. het gebruik ten behoeve van het bepaalde in lid 8.1 onder b. is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - snelheidsbeperking' een snelheidsbeperking van 80 km/u geldt.

Artikel 9 Water - Primair water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Primair water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden: het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem en ondergeschikt de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. de bescherming en beheer van watergangen met de bijbehorende onderhoudsstroken;
  • c. (bestaande) (regen)waterbuffers;
  • d. bruggen, viaducten, ecoducten en andere kunstwerken;
  • e. overige oppervlaktewateren.
9.2 Bouwregels

Op de voor 'Water - Primair water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bruggen, viaducten en ecoducten maximaal 8 meter mag bedragen;
  • b. de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de bestemming 'Water - Primair water' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas'aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding;
  • b. de bescherming van de in de aangewezen gronden gelegen leidingen.
10.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 10.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de bestemming 'Verkeer' indien de bij de bestemming 'Verkeer' genoemde bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 meter;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
10.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 10.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een afwijking is verleend, zoals in lid 10.3 bedoeld;
  • b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
10.4.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 10.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s). Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

10.4.4 Strafbaarstelling

Overtreding van het verbod in lid 10.4.1 is een strafbaar feit.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van ondergrondse hoogspanningsleidingen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de bestemming 'Verkeer' indien de bij de bestemming genoemde 'Verkeer' behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  • c. het opslaan van materiaal of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 11.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een afwijking is verleend, zoals in lid 11.3 bedoeld;
  • b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
11.4.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 11.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s). Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

11.4.4 Strafbaarstelling

Overtreding van het verbod in lid 11.4.1 is een strafbaar feit.

Artikel 12 Leiding - Leidingenstrook

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingenstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding;
  • b. de bescherming van de in de aangewezen gronden gelegen leidingen.
12.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Leidingenstrook' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de bestemming 'Verkeer' indien de bij de bestemming 'Verkeer' genoemde bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingenstrook' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 meter;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
12.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 12.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een afwijking is verleend, zoals in lid 12.3 bedoeld;
  • b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
12.4.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 12.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s). Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

12.4.4 Strafbaarstelling

Overtreding van het verbod in lid 12.4.1 is een strafbaar feit.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de rioolleiding(-en).

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de bestemming 'Verkeer' indien de bij de bestemming 'Verkeer' genoemde bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 meter;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
13.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 13.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een afwijking is verleend, zoals in lid 13.3 bedoeld;
  • b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
13.4.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 13.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s). Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

13.4.4 Strafbaarstelling

Overtreding van het verbod in lid 13.4.1 is een strafbaar feit.

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding(-en) ten behoeve van het transport van drinkwater.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de bestemming 'Verkeer' indien de bij de bestemming 'Verkeer' genoemde bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 meter;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
14.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 14.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een afwijking is verleend, zoals in lid 14.3 bedoeld;
  • b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
14.4.3 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 14.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s). Gedeputeerde Staten mogen uitsluitend gemotiveerd afwijken van dit advies.

14.4.4 Strafbaarstelling

Overtreding van het verbod in lid 14.4.1 is een strafbaar feit.

Artikel 15 Waarde - Archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van aanwezige of te verwachten aanwezige archeologische waarden en terreinen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Onderzoeksverplichting

Bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', dient een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

15.2.2 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien uit het rapport als bedoeld in lid 15.2.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
  • c. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
15.2.3 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in lid 15.2.2 onder b., kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • d. indien sub c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
15.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 15.2.1, 15.2.2 en 15.2.3 is niet van toepassing indien het een aanvraag betreft voor:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,25 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
15.2.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in lid 15.2.3 sub c. en d. van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van toevalsvondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Verbod

Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ophogen, ontginnen, tot een diepte van meer dan 0,25 meter en het aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,25 meter beneden niveau maaiveld;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers, vaarten of andere waterpartijen, dieper dan 0,25 meter beneden niveau maaiveld;
  • h. het tot stand brengen en of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • i. het aanleggen of verbreden/verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
15.3.2 Uitzondering op het verbod

Het bepaalde in lid 15.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 15.2 van toepassing is;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden of een ontgrondingvergunning, of:
  • d. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. worden uitgevoerd bij de aanplant van hoogstamfruitbomen, mits deze worden aangeplant op een onderlinge afstand van elkaar van minimaal 10 meter.
15.3.3 Onderzoeksplicht

Bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.3.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' dient een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

15.3.4 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden indien uit het rapport als bedoeld in lid 15.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden verbonden voorschriften.
15.3.5 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in lid 15.3.4 onder b. waarbij de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld, kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.4.1 Verbod

Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, bouwwerken beneden maaiveld te slopen, dan wel stobben, heipalen of andere objecten gerelateerd aan het te slopen bouwwerk beneden maaiveld te verwijderen.

15.4.2 Uitzondering op het verbod

Het bepaalde in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of;
  • c. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
15.4.3 Onderzoeksplicht

Bij aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' dient een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

15.4.4 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning wordt verleend indien uit het rapport als bedoeld in lid 15.4.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
15.4.5 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in lid 15.4.2 waarbij de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld, kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c. van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloop- en bouwwerkzaamheden.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

De omvang van de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden, kunnen worden gewijzigd, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat deze zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het plan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 16 Waarde - Cultuurhistorie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de openbare ruimte en onbebouwde gronden en de beleving van de karakteristieke bebouwing van het beschermd dorpsgezicht.

16.2 Nadere eisen

Gedeputeerde Staten kunnen met het oog op het bepaalde in lid 16.1 alsmede de landschappelijke inpassing nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en maatvoering van bouwwerken die mogen worden gebouwd volgens de overige hier voorkomende bestemmingen;
  • b. de uitvoering en het materiaalgebruik van bouwwerken die mogen worden gebouwd volgens de overige hier voorkomende bestemmingen;
  • c. de situering van bomen en beplanting.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Verbod

Ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige cultuurhistorische waarden is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 16.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' (de in lid 16.1 bedoelde gronden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het rooien van bomen en opgaande beplanting zoals hagen en heggen;
  • b. het aanbrengen van bomen en opgaande beplanting zoals hagen en heggen, anders dan in het kader van vervangende herplant en anders dan het aanbrengen van laanbegeleidende bomen ter plaatse van de binnen de bestemming 'Verkeer' opgenomen aanduiding ‘specifieke vorm van groen – laanbeplanting’;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, parkeergelegenheden, pleinen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het dempen en/of verleggen van watergangen;
  • e. het ontginnen, verlagen of afgraven, het ophogen of egaliseren van de bodem met meer dan 0,30 meter ten opzichte van de bestaande toestand.
16.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 16.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
16.3.3 Afwegingskader

De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zoals bedoeld in lid 16.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de schoonheid en ruimtelijke samenhang van het Beschermd Dorpsgezicht zoals omschreven in de aanwijzingsbesluiten. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen onafhankelijk ter zake deskundige.

16.3.4 Strafbaarstelling

Overtreding van het verbod in lid 16.3.1 is een strafbaar feit.

Artikel 17 Waarde - Ecologie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden.

17.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.2.1 Verbod

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 17.2.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologie' (de in lid 17.1 bedoelde gronden) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • c. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- en afvoer van water;
  • d. het draineren van gronden;
  • e. het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen.
17.2.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 17.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
17.2.3 Afwegingskader

De in lid 17.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als blijkt dat de werken en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van het beheer van de gronden en daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied. Het waterschap dient omtrent de aanvraag om de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te adviseren.

17.2.4 Strafbaarstelling

Overtreding van het verbod in lid 17.2.1 is een strafbaar feit.

Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone primair water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de (bouw)hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, en toestaan dat bebouwing wordt opgericht binnen de beschermingszone, mits:

  • a. het belang van het primaire water niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. wordt gebouwd ten dienste van de bestemming 'Verkeer'. Hiertoe dient vooraf advies ingewonnen te worden bij de Waterbeheerder. Het bepaalde in artikel 7 is van overeenkomstige toepassing na verlenen van de afwijking.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren die de continuïteit van de waterhuishouding in gevaar kunnen brengen.

18.4.2 Uiterzondering op het verbod

Het verbod als bedoeld in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
18.4.3 Afwegingskader

De werken, bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de watergang.

Artikel 19 Waterstaat - Primair water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Primair water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden: het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem en ondergeschikt de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. (bestaande) (regen)waterbuffers;
  • c. bruggen, viaducten, ecoducten en andere kunstwerken;
  • d. overige oppervlaktewateren.
19.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.2.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Primair' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Gedeputeerde Staten werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren die de continuïteit van de waterhuishouding in gevaar kunnen brengen.

19.2.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod als bedoeld in lid 19.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
19.2.3 Afwegingskader

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 19.2.2 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Milieuzone - geurzone

Op de gronden gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' is het niet toegestaan geurgevoelige bouwwerken op te richten.

21.2 Vrijwaringszone - weg
21.2.1 Vrijwaringszone

Op gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' mag binnen een afstand van 50 meter uit de weg, ongeacht het bepaalde in de betreffende bestemming, geen bebouwing worden opgericht.

21.2.2 Afwijken

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 mits vooraf de wegbeheerder is gehoord.

21.3 Zoekgebied beekloopkruising

Op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied beekloopkruising' is het toegestaan de kruising met de betreffende beekloop te realiseren met inbegrip van oevers, beschermingszones, kunstwerken etc mits van de waterbeheerder een positief advies is ontvangen.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

22.1 Afwijken

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

23.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
  • a. Gedeputeerde Staten kunnen het plan wijzigen en:
    • 1. functieaanduidingen van de verbeelding verwijderen of intekenen;
    • 2. grenzen van bestemmingsvlakken en van functieaanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 3 meter worden verschoven;
    • 3. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe functieaanduidingen;
    • 4. de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water' zodanig wijzigen door de bestemmingsvlakken aan te passen, toe te voegen en/of te verwijderen.
  • b. Van de onder a. genoemde wijzigingsbevoegdheden kan slechts gebruik worden gemaakt indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de waarden, die het plan beoogt te beschermen, worden niet onevenredig geschaad;
    • 2. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de binnen de plangrens liggende gronden en de aanliggende gronden worden niet onevenredig geschaad;
    • 3. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid zijn aangetoond.
  • c. Van de onder a4. genoemde wijzigingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • 1. voor het aanpassen als de leiding niet is verwijderd, mits:
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
      • er voldaan blijft worden aan de minimale toetsingsafstanden;
      • vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
    • 2. voor het toevoegen van nieuwe leidingen, mits:
      • er voldaan wordt aan de minimale toetsingsafstanden;
      • vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
    • 3. voor het definitief verwijderen van leiding:
      • vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).
23.2 Verdiepte ligging Vaesrade

Gedeputeerde Staten kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' de bestemmingen, inclusief bijbehorende dwarsprofielen, wijzigen ten behoeve van een verdiepte ligging van de weg, onder de voorwaarden dat:

  • a. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur – faunapassages' worden aangepast aan de nieuwe breedte van de weg;
  • c. de ligging en de hoogte van de Rozenstraat te Vaesrade niet wijzigt;
  • d. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische- en de verkeerstechnische toelaatbaarheid alsmede de landschappelijke inpasbaarheid zijn aangetoond;
  • e. na wijziging de regels van artikel 7 (Verkeer) van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de gronden benodigd voor de weg.

Artikel 24 Overige regels

24.1 Werking algemene bepalingen van vigerende bestemmingsplannen

De algemene bepalingen in de bestemmingsplannen waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft, blijven buiten toepassing. Onder algemene bepalingen worden de bepalingen begrepen die niet onder een bestemming zijn ondergebracht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
25.2 Afwijken

Gedeputeerde Staten kunnen éénmalig in afwijking van lid 25.1 een omgevingsvergunnng verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

25.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
25.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 25.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het wijzigingsplan Verlegging gasleiding Landgraaf - Buitenring Parkstad Limburg 2012'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van gedeputeerde staten van Limburg, gehouden op PM.

De Voorzitter,

De Griffier,