Plan: | Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9931.PIPGOW-ON01 |
Het inpassingsplan Provinciaal Inpassinsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum met identificatienummer NL.IMRO.9931.PIPGOW-ON01 van de provincie Limburg.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (met inbegrip van houtteelt) en/of het houden van dieren niet zijnde gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenassiels.
Grondgebruik door agrarische bedrijven.
Het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en installeren van goederen.
Waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief alsmede uit bovengrondse archeologische en cultuurhistorische waarde met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt;
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
De oppervlakte tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaats vindt, beroepen aan huis daaronder niet begrepen.
Het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het beroep aan huis, gericht op consumentenverzorging geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
Een object waarvoor ingevolge artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of qua aard en omvang hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de aard en de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning of in een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd; hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van prostitutie.
De grens van een bestemmingsvlak.
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Burgemeester en wethouders van de gemeente waar de activiteit plaatsvindt, tenzij gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn op grond van artikel 3.3, eerste lid, Besluit omgevingsrecht.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Enn gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
De aan een gebied toegekende waarde vanwege zijn houtproductiefunctie in samenhang met een natuur-, landschappelijke en/of recreatieve functie.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De grens van een bouwvlak.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond maar met uitzondering van zolder en kelder;
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
Onverpakte lading of los gestorte, niet per stuk verpakte lading.
Een weg of verhard oppervlak die bedoeld en geschikt is als ontsluiting voor nood- en hulpdiensten (waarbij te denken is aan o.a. ambulances en brandweerwagens).
Terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
Een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief (nacht)verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
Het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage.
De aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden ;
Recreatief gebruik niet zijnde verblijfsrecreatie, dat in de openlucht plaatsvindt, geschiedt tussen zonsopgang en zonsondergang en in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, hieronder wordt in ieder geval verstaan: verwijlen, wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.
Een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
Tijdelijk medegebruik van weiland, akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatie, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van goederen aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Een kantoor of bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank, of een bedrijf dat is gericht op het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, zoals bijvoorbeeld een kapsalon, pedicure of schoonheidssalon.
Opgeworpen aarden wal op het land al dan niet met stenen of asfalt bedekt die beveiliging biedt tegen overstroming.
Scheiding tussen geulen in de vorm van een grondlichaam die als doel heeft het (grond)water beter vast te houden waardoor grondwaterstandsverlagingen zoveel mogelijk worden beperkt.
De bestemming "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waarde - Archeologie - 4", "Waarde - Archeologie - 5", "Waarde - Archeologie - 6", "Waarde - Archeologie - 7, "Waterstaat - Rivierbed", "Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed" of "Waterstaat - Waterkering".
voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden, zoals houtsingels, faunapassages, faunaduikers, wildrasters, nestkasten en kleinschalige natuurontwikkeling.
De bestemming “Agrarisch met waarden”, “Bedrijventerrein - 1”, “Bedrijventerrein - 2”, “Gemengd - Kasteelterrein”, “Natuur”, “Recreatie”, “Recreatie - Jachthaven”, “Verkeer”, “Water - 1”, "Water - 2" of “Wonen".
Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
Een tijdelijke activiteit (in de openlucht) dan wel in tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.
Oversteekvoorziening voor diersoorten.
Gasdepot met gasoverslag- en/of gasafvul faciliteiten.
gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:
landschappelijke structuur
de wijze, waarop de totstandkominggeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie
landschappelijke elementen
de intrinsieke waarde van samenhangende ecologische en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten.
verkavelingstructuur/bebouwingsstructuur
de wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur
functionele structuur
de kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kwaliteitsaspecten.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
Voorzieningen ter reductie van de geluidbelasting, zoals geluidswallen, geluidscherm en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Motorvoertuigen zoals bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zoals geldend op het moment van vaststelling van het plan.
Stoffen die door hun intrinsieke eigenschappen of de omstandigheden waaronder ze voorkomen gevaar, schade of ernstige hinder voor mens, dier of milieu kunnen veroorzaken, zoals ontplofbare stoffen en voorwerpen, samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen,. brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding vatbare stoffen, stoffen die bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen, stoffen die de verbranding bevorderen, organische peroxiden,. giftige stoffen, infectueuze stoffen en bijtende stoffen.
(Bos)parken, plantsoenen, erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages en daarmee gelijk te stellen beplantingsvormen.
Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik van grond als productiemiddel.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellinen of personen voor de aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
Netten op palen ter bescherming van de gewassen en vruchten die in het voorjaar worden geplaatst en na de oogst weer worden weggehaald.
Bedrijven met een havenafhankelijke bedrijfsactiviteit en bedrijven die voor hun aan- en/of afvoer van goederen afhankelijk zijn van het vervoer over water.
Bedrijven met een bedrijfsactiviteit die afhankelijk is van en/of die gericht is op een havengebonden bedrijf.
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
De hoogwatergeul Ooijen, de hoogwatergeul Wanssum, de reactivering van de Oude Maasarm, de in het plan voorziene waterstaatkundige werken en civieltechnische (kunst)werken.
Een verhoging in het landschap of een speciaal versterkt gebouw welke niet onderloopt tijdens een overstroming.
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
inrichting zoals omschreven in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer.
Een haven waar bedrijfsmatig voor pleziervaartuigen ligging, berging en onderhoud wordt geboden met bijbehorende voorzieningen, waaronder sanitaire voorzieningen, een havenkantoor en verenigingsruimten.
Lage dijk in het binnenland die voorkomt dat laaggelegen polders door binnenwateren worden overstroomd.
één en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderwerpen onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;
Activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstenverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen, zonder dat er sprake is van een baliefunctie.
Een object waarvoor ingevolge artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
De aan een gebied toebehorende waarde die wordt gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur ter plaatse van het waarneembare deel van het aardoppervlak van dat gebied.
Voetgangers en niet-gemotoriseerd verkeer.
Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de schuttersgilden, de autosport, motorsport, modelvliegsport, de schietsport met behulp van vuurwapens, de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
Plaats die ingericht is om schepen te doen afmeren.
De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.
De aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang
Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge dit plan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
Werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.
Bouwwerk voor het oversteken van water.
Het opvullen van de vrijkomende ruimte van ter plaatse gewonnen grondstoffen met overtollige grond.
Onderdelen van een hoofdgebouw die in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en bijgebouwen, zoals erkers, ingangpartijen, luifels, schoorstenen en antennes.
Voorzieningen ten behoeve van het gebruik van kampeermiddelen, zoals watertappunten, sanitairgelegenheid en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken.
Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik 1, zoals wegwijzers, informatieborden, zitbanken, markeerpalen, stapstenen, vlonderpaden, voetgangersbruggetjes en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Weg die uitsluitend dient om toegang te geven tot een (bouw-)perceel gelegen aan die weg, waaronder begrepen in- en uitritten.
Het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen, niet zijnde detailhandel.
Handelingen, zoals (be)laden, lossen, overladen, hevelen en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare handelingen, al dan niet op pneumatische of mechanische wijze, bijvoorbeeld kranen, transportbanden, leidingen.
Onder het peil wordt verstaan:
Een strook van de weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, daaronder niet begrepen, op- en afritten en invoegstroken.
De aanleg of wijziging van waterstaatkundige werken, de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart, de realisatie en het beheer van natuurterreinen, de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met waterrecreatie zijn verbonden en de winning van oppervlaktedelfstoffen.
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.
De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.
De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van horeca zijn ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.
Een intermodale container voor het vervoer van vloeistoffen, gassen en poeders in bulk, met uitzondering van gevaarlijke stoffen.
Door schutterijen of schuttersgilden schieten met buksen ofwel geweren vanaf een vaste standplaats op een stilstaand doel in de buitenlucht en daarmee verwante ondergeschikte activiteiten. Tevens vallen onder het traditioneel schieten daarmee verwante evenementen en ondergeschikte activiteiten.
Het bedrijfsmatig vervoeren van goederen en/of personen.
De verbeelding van het plan.
Voorzieningen ter geleiding van het verkeer en een verkeersveilig gebruik van de (vaar-)weg, zoals verlichtingsarmaturen, bewegwijzering, VRI-installaties en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, waaronder wordt begrepen:
Gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het hoofdgebouw is gelegen.
De voorgevelrooilijn is:
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse afvalvoorzieningen, bovengrondse afvalvoorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten, plus voorzieningen voor warmte- en koudeopslag of voorzieningen van soortgelijke aard met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Boven- en ondergrondse voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
Dijk, kade en naar aard vergelijkbaar werk dat beveiliging biedt tegen overstroming.
Waterschap Peel en Maasvallei.
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, voorzieningen van openbaar nut, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Tussen de bouwperceelsgrens en enig punt van het betreffende bouwwerk, waarvan de afstand het kortst is.
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waarvan de afstand het kortste is.
Vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte bouwdelen van het bouwwerk.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Vanaf het peil tot aan de onderkant van de brug ter plaatse van het midden van de overspanning.
De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een maximum hoogte van 2 m.
een en ander op basis van een landschappelijke inrichtingsplan gericht op de ontwikkeling en versterking van natuurwaarden en landschappelijke waarden;
Ter plaatse van de aanwezige functie moet op eigen terrein worden voorzien in:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 1' wijzigen naar 'Recreatie', waarbij in plaats van artikel 8.1 sub a en b de gronden bestemd zijn voor verblijfsrecreatie in de vorm van chalets, mits:
Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Agrarisch met waarden ' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 2' wijzigen naar 'Recreatie - Jachthaven', waarbij in plaats van artikel 9.1 sub c de gronden bestemd zijn voor verblijfsrecreatie in de vorm van drijvende chalets en horeca die is opgenomen in de categorie 1a van de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca activiteiten', mits:
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 4.2 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen ten aanzien van:
indien zulks noodzakelijk is in verband met:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
In afwijking van het gestelde onder artikel 4.5.1 onder f is permanente bewoning ter plaatse van de aanduiding 'woning' toegestaan. Indien deze permanente bewoning ter plaatse van de aanduiding 'wonen' voor een periode van meer dan één jaar wordt gestaakt, mag deze permanente bewoning niet worden hervat.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 5.2 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen ten aanzien van:
indien zulks noodzakelijk is in verband met:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde voor:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' naar de bestemming 'Verkeer' wijzigen mits:
De voor 'Gemengd - Kasteelterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 ten behoeve van het oprichten van gebouwen ten behoeve van het beheer, onderhoud, visualisatie, herstel en exploitatie van bij het kasteel behorend kasteelterrein, met dien verstande dat:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.5 onder d ten behoeve van evenementen ter ondersteuning van de op het terrein voorkomende functies.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
Het in artikel 6.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
Met inachtneming van de waarden genoemd in 6.1 kan worden afgeweken van het gestelde in 6.7.1. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd:
met dien verstande dat de maximum hoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
Voor het bouwen van steigers gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 ten behoeve van de oprichting van uitkijkposten en daarmee naar aard en doel vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximum hoogte van 15 meter en een maximum oppervlakte van 10 m2, mits de natuurlijke waarden niet onevenredig worden geschaad of de mogelijkheden voor herstel van de natuurlijke waarden niet onevenredig worden verkleind.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
Het in artikel 7.5.1 bepaalde is niet van toepassing op:
Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of van werkzaamheden kan door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning worden verleend voor:
mits de onder 7.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad of de mogelijkheden voor herstel van deze waarden en doeleinden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind
Het bevoegd gezag kan de aanduiding `specifieke vorm van bedrijf - gronddepot en grondverwerking' van de verbeelding verwijderen zodra de de winning van oppervlaktedelfstoffen en het gebruik van de omputlocatie niet meer nodig is voor de realisatie van de hoogwaterveiligheidsmaatregelen.
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 8.2 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen ten aanzien van:
indien zulks noodzakelijk is in verband met:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde ontwikkelingen met dien verstande dat:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.5 en de in artikel 8.5 onder a tot en met h genoemde activiteiten toestaan, met dien verstande dat:
De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van steigers gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.4 onder b en c ten behoeve van het toestaan van een maximumlengte van steigers van 50 m en een maximumbreedte van 2 m, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 9.2 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen ten aanzien van:
indien zulks noodzakelijk is in verband met:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Het bevoegd gezag kan de aanduiding `specifieke vorm van bedrijf - gronddepot en grondverwerking' van de verbeelding verwijderen zodra de de winning van oppervlaktedelfstoffen en het gebruik van de omputlocatie niet meer nodig is voor de realisatie van de hoogwaterveiligheidsmaatregelen.
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van steigers gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aanmeerpalen gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1 onder b en c ten behoeve van het toestaan van een maximumlengte van steigers van 50 m en een maximumbreedte van 2 m, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Water - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een maximum bouwhoogte van 4 meter.
Voor het bouwen van steigers gelden de volgende regels:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, en daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat ten minste 50% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 13.2 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen ten aanzien van:
indien zulks noodzakelijk is in verband met:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen.
Op de voor dubbelbestemming 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2, met dien verstande dat:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Voor het uitvoeren van de in artikel 14.4.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, kan een omgevingsvergunning worden verleend. De vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 1' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 1' bestemde gronden gelden de volgende bouwregels voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 250 m2 en/of de ondergrondse bouwdiepte meer dan 30 cm bedraagt:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 15.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, gelet op het door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.3.1 vraagt het bevoegde gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 30 cm onder maarveld:
Het in artikel 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' van de verbeelding verwijderen, wanneer uit archeologische onderzoek volgt dat sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde, de waarden niet langer aanwezig zijn, of niet behoudenswaardig zijn.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 2' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 2' bestemde gronden gelden de volgende bouwregels voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 100 m2 en/of de ondergrondse bouwdiepte meer dan 30 cm bedraagt:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 16.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, gelet op het door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.3.1 vraagt het bevoegde gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 30 cm onder maarveld:
Het in artikel 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 3' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 3' bestemde gronden gelden de volgende bouwregels voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 500 m2 en/of de ondergrondse bouwdiepte meer dan 30 cm bedraagt:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 17.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, gelet op het door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.3.1 vraagt het bevoegde gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 30 cm onder maarveld:
Het in artikel 17.4.1 vvervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 17.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 4' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 4' bestemde gronden gelden de volgende bouwregels voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 2.500 m2 en/of de ondergrondse bouwdiepte meer dan 30 cm bedraagt:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 18.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, gelet op het door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.3.1 vraagt het bevoegde gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 30 cm onder maarveld:
Het in artikel 18.4.2 vvervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 18.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 5' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 5' bestemde gronden gelden de volgende bouwregels voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 100 m2 en/of de ondergrondse bouwdiepte meer dan 50 cm bedraagt:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 19.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, gelet op het door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3.1 vraagt het bevoegde gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 50 cm onder maarveld:
Het in artikel 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 6' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 6' bestemde gronden gelden de volgende bouwregels voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 500 m2 en/of de ondergrondse bouwdiepte meer dan 50 cm bedraagt:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 20.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, gelet op het door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.1 vraagt het bevoegde gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 50 cm onder maarveld:
Het in artikel 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 7' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 7' bestemde gronden gelden de volgende bouwregels voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 2.500 m2 en/of de ondergrondse bouwdiepte meer dan 50 cm bedraagt:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 21.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, gelet op het door de aanvrager overgelegd archeologisch onderzoek, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3.1 vraagt het bevoegde gezag een archeologisch deskundige om schriftelijk advies of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 50 cm onder maarveld:
Het in artikel 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 21.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De voor 'Waterstaat - Rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend rivierbed, waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen. Op deze gronden zijn de Waterwet, het Waterbesluit en de Beleidsregels grote rivieren van toepassing.
Op of in de voor 'Waterstaat - Rivierbed' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Op of in de voor 'Waterstaat - Rivierbed' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen, mede bestemd voor:
Op deze gronden zijn de Waterwet, het Waterbesluit en de Beleidsregels grote rivieren van toepassing.
Op of in de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2 ten behoeve van het ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het gebruik voor zowel riviergebonden als niet-riviergebonden activiteiten.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.4, voor riviergebonden en niet-riviergebonden activiteiten voor zover deze op basis van de onderliggende enkelbestemming zijn toegestaan, met dien verstande dat:
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikel 31.1 in acht dient te worden genomen, mede bestemd voor:
Op deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing.
Op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2 voor het bouwen op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' is het niet toegestaan om geluidgevoelige objecten op te richten, behoudens na verlening van een omgevingsvergunning met inachtneming van de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden mede bestemd als beschermingszone of als buitenbeschermingszone voor de waterkerende functie van waterkeringen. Op deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing.
Op deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.3.2 voor het bouwen op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden mede bestemd als beschermingszone voor de rijksvaarweg. Op deze gronden zijn de Waterwet en het Waterbesluit van toepassing.
Op deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.4.2 voor het bouwen op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 3' kan het bevoegd gezag de bestemming wijzigen in die zin dat de gronden bestemd zijn voor 'Recreatie', waarbij in plaats van artikel 8.1 sub a en b de gronden bestemd zijn voor verblijfsrecreatie uitsluitend in de vorm van camping en voor dagrecreatie, mits:
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 4' kan het bevoegd gezag de bestemming wijzigen in die zin dat de gronden bestemd zijn voor 'Recreatie', waarbij in plaats van artikel 8.1 sub a en b de gronden bestemd zijn voor verblijfsrecreatie uitsluitend in de vorm van camping en voor dagrecreatie, mits
Op en onder in het plan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
Ten behoeve van de aanwezige functie dient op het bouwperceel te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Ten behoeve van de aanwezige functie dient op het bouwperceel te worden voorzien in de infiltratie van hemelwater.
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels omgevingsvergunning voor het afwijken van dit plan kan worden verleend, kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van:
Een in artikel 29.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen, met dien verstande dat:
Nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet gebouwd worden binnen een (geprojecteerde) 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van aanwezige risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS), het Besluit Transportroutes externe veiligheid (Btev) en / of het Besluit transportroutesexterne veiligheid buisleidingen (Bevb) of de Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.
Voor gronden waaraan in het plan geen enkelbestemming, maar louter een dubbelbestemming en/of louter een gebiedsaanduiding is toegekend, gelden naast de dubbelbestemming en/of de gebiedsaanduiding eveneens de bestemmingen en bijbehorende planregels uit het:
De gemeenteraden van Venray en Horst aan de Maas zijn twee jaar na vaststelling van het plan bevoegd om voor gronden waaraan in het plan geen enkelbestemming, maar louter een dubbelbestemming en/of louter een gebiedsaanduiding is toegekend, een gemeentelijk bestemmingsplan vast te stellen, mits die dubbelbestemming en/of die gebiedsaanduiding tezamen met de bijbehorende planregels uit het plan, in het gemeentelijk bestemmingsplan wordt/worden opgenomen.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum.